OPDRACHTEN
1. Opdracht 1
2. Opdracht 2
3. Opdracht 3
4. Opdracht 4
5. Opdracht 5
6. Opdracht 6
7. Opdracht 7
8. Opdracht 8
9. Opdracht 9 |
GEDICHT 1
Vakantiekater
Wat duurde die vakantie lang
ik werd gewoon een beetje bang
dat de school nooit zou beginnen
op het laatst zat ik maar binnen
wist haast niks te verzinnen
wat ik nu weer moest doen die dag
ik lag maar wat op bed en zag
het allemaal niet zitten
en mijn moeder aldoor vitten
je zit je te vervelen
ga lekker in de zon
ik dacht hè bah
weer buiten spelen
ik wou dat ik naar school toe kon
vandaag zit ik een maandje later
op school met een vakantiekater
want tja
verveelde ik me toen
nu weet ik zoveel leuks te doen
ik woon gewoonweg in de klas
en wou dat het vakantie was
Uit: Els van Delden, Dag meneertje in de spiegel |
OPDRACHT 1
Lees het gedicht en beantwoord de vragen.
- Leg uit dat je dit gedicht in twee delen kunt verdelen die over verschillende gevoelens gaan.
- Hoe voelde de ik-persoon zich aan het eind van de vakantie?
- Hoe voelt de ik-persoon zich nu, na een maand op school?
- Vind je die verschillende gevoelens van de ik-persoon begrijpelijk? Zijn ze voor jou herkenbaar?
- Sommige gedichten bevatten rijm, andere niet. Hoe is dat bij dit gedicht?
Gebruikt de dichter mannelijk, vrouwelijk of onzijdig rijm?
- Kun je een rijmschema ontdekken? Welk schema is dat?
- In gedichten worden de versregels anders afgebroken dan zinnen in verhalen. Bij welke regels vind je dat ze verrassend zijn afgebroken? Hoe heet de “vreemde” afbreking van een versregel?
- Dichters proberen hun taal vaak op een verrassende manier te gebruiken. Vind je dat in dit gedicht ook? Zo ja, geef daar dan een voorbeeld van.
- Leg uit of je dit een mooi gedicht vindt en waarom. Gebruik beoordelingswoorden.
- Schrijf zelf een gedicht over het eind van de vakantie of over de eerste tijd op school. Denk eerst goed na over watje duidelijk wilt maken. Schrijf wat trefwoorden op een kladblaadje en ga daarna aan de slag.
|