OPDRACHTEN
1. Opdracht 1
2. Opdracht 2
3. Opdracht 3
4. Opdracht 4
5. Opdracht 5
6. Opdracht 6
7. Opdracht 7
8. Opdracht 8
9. Opdracht 9 |
GEDICHT 9:
Nacht
1 Jij staat aan in mij
2 als een lamp
3 als een sirene
4 en ik weet niet hoe ik je nog stoppen moet.
5 Ik probeer je te dwingen,
6 klaar, herinneringen,
7 maar dat lukt niet goed.
8 Uit
9 wil je niet gaan.
10 Wat je met mijn dromen doet-
11 ik moet op wekkers slaan
12 hard,
13 achteruit-
14 zal nog lang duren:
15 in bezit genomen uren
16 maar
17 alleen gelaten huid.
Uit: Edward van de Vendel, Aanhalingstekens
|
OPDRACHT 9
Lees het gedicht “Avond” en beantwoord de volgende vragen.
- Waarover gaat dit gedicht?
- a. Wat is het probleem van de ik-persoon?
b. Op welke manier probeert hij dat op te lossen?
c. Leg uit of dat een beetje lukt.
- Op welk moment wordt de ik-persoon het meest door de ander in beslag genomen?
- In regel 10 breekt de zin af. Waar gaat die verder?
- Leg uit wat met de laatste drie regels wordt bedoeld.
- a. Bevat regel 1 een metafoor? Leg je antwoord uit.
b. Welke beeldspraak tref je aan in de regels 8 en 9?
c. Staat er nog een andere beeldspraak in dit gedicht? Zo ja, waar?
- Welke vergelijkingen komen in dit gedicht voor?
- Geef een voorbeeld van vooropplaatsing (inversie).
- Welke tegenstellingen tref je in dit gedicht aan?
- Bevat dit gedicht enjambementen? Lichtje antwoord toe.
- Welke herhalingen bevat dit gedicht?
- Beschrijf het rijm in dit gedicht: welke soorten rijm kom je tegen? Kun je een rijmschema maken?
- Geef je mening over dit gedicht en gebruik daarbij drie beoordelingswoorden.
|