Poëzieweek

OPDRACHTEN

1. Opdracht 1

2. Opdracht 2

3. Opdracht 3

4. Opdracht 4

5. Opdracht 5

6. Opdracht 6

7. Opdracht 7

8. Opdracht 8

9. Opdracht 9

GEDICHTEN 4a t/m 4d:

Op een kip
Een kip sprak peinzend tot een ei:
'Wie was er eerder: ik of jij?
De wijsbegeerte mag misschien
op deze vraag geen antwoord zien,
maar ik heb, wat men ook mag zeggen,
nog nooit een ei een kip zien leggen.’

Uit: Kees Stip, Het grote beestenfeest


Betonnen pap

Er was eens een professor die at betonnen pap.
Dat deed hij niet uit honger maar voor de wetenschap.

Zijn vrouw stond luid te huilen en riep bij ied’re hap:
'Ach, Hendrik, neem tenminste een beetje bessensap.'

Uit: Daan Zonderland, De blikken fluit


Bello

Bello is een domme hond
een grote smoel, een dikke kont
en als hij es één keer niet blaft,
dan weet ik zeker dat 'ie maft.

Uit: Toon Hermans, Groot versjesboek


Agenda
Ik had in zijn agenda geschreven
zonder jou kan ik niet leven
ik wachtte tot hij het zag
en hoopte op zijn lach

hij schreef me op die prop
hou nou eens op
je moet A: niet overdrijven
en B: niet in mijn agenda schrijven.

Uit: Erik van Os, Ik was zo'n steentje in jouw schoen

OPDRACHT 4

Lees de vier humoristische gedichten hiernaast.

  1. Leg uit welk gedicht jij het grappigst vindt en waarom.
  2. Geef bij elk gedicht aan welke soort rijm en welk rijmschema is gebruikt.